“Door te pleasen, hoorde ik er juist niet bij”
Eric (27) leerde zich als een kameleon aan te passen aan anderen. Hij raakte daarbij steeds verder weg van zijn eigen gevoelens. Die werden verdoofd met gamen en blowen. Vanuit een safehouse zoekt hij de weg terug naar zichzelf.
“Materieel gezien hadden we het goed in het gezin. Mijn ouders hadden een bouwbedrijf. Dat is overgegaan in een horecaketen waar mijn ouders en zus eigenaar van zijn. Mijn vader vind het moeilijk om emoties te tonen. Hij koopt wat leuks of brengt me naar het station maar zal niet snel zeggen: ik houd van je. Mijn moeder laat anderen snel over haar grenzen gaan. Er werd thuis niet over emoties gesproken.
Ik was de eerste die studeerde in het gezin en mijn ouders wisten niet hoe ze daarmee moesten omgaan. Er kwam een hoge druk op mij om te presteren. Uit testen blijkt dat ik hoog scoor op intelligentie en dicht tegen autisme aanzit. Op school merkte ik al snel dat ik wat anders was dan klasgenootjes. Ik kan niet zo goed over koetjes en kalfjes praten. Ik hield niet van voetbal. Meer van lezen en computerspelletjes.
Weg van alles
Ik werd erom gepest. Om dat tegen te gaan, ging ik me aanpassen aan anderen. Ik ging bijvoorbeeld aan voetbal doen. Toch gaf dat niet echt het gevoel erbij te horen. Het was alleen maar een masker. Het maakte niet dat ik bevrediging haalde uit relaties. En ik raakte ook het contact met mezelf kwijt, want ik wist niet meer wat ik echt wilde. Het online gamen met anderen gaf troost. Je hebt dan minder sociale uitdagingen. Je komt om te gamen, niet om een band te ontwikkelen. Toch hoor je ergens bij. En als je iets bereikt in het spel, levert dat directe bevrediging op.
Op den duur zat ik de hele nacht te gamen. Op vakantie in de auto was ik bezig met mijn gameboy. Zoveel dat ik bijna bleef zitten in drie vwo. Ik mocht daarna een jaar lang mijn pc niet gebruiken van mijn ouders. Op mijn negentiende ging ik ‘International Business en Management’ studeren. Ik had daar niet veel over nagedacht. Ik wist alleen dat ik naar het buitenland wilde, weg van alles, en met deze studie kon dat.
Vluchten kon niet meer
In het hostel in Australië was mijn kamergenoot drugsdealer. Om erbij te horen werd ik grootverbruiker van wiet. Blowen en gamen vullen elkaar aan. Het helpt je om langer achter je spel te blijven zitten. In World of Warcraft heb je zestig levels; dat houdt nooit op. Je kan je dan eenzaam gaan voelen en met wiet schakel je die emoties uit. Met vier tot twaalf jointjes per dag maak je je nergens druk meer om. Ik werkte op een gegeven moment twee uur per dag als docent Engels en zat daarnaast zestien uur te gamen. Er waren periodes dat ik om de dag at en niet naar de wc ging om door te kunnen spelen.
Op een keer kwam mijn zus langs in Vietnam. Ze schrok ervan hoe slecht ik eruit zag. Ze stelde voor dat ik in Nederland in het bedrijf kwam werken. Ik ben dat gaan doen, maar het werd niet veel beter. De familie was er op een gegeven moment wel klaar mee en eiste dat ik naar een afkickkliniek ging. Ik deed het aanvankelijk alleen voor mijn familie, maar uiteindelijk was ik het zelf ook zat om telkens mijn depressie weg te blowen en te gamen op een kamertje. Regelmatig was ik naar een andere locatie gereisd om daaraan te ontsnappen, maar uiteindelijk verviel ik telkens weer in hetzelfde gedrag.
Good Fellows
Na de kliniek ben ik naar een safehouse gegaan, waar ik nu nog zit. Dat is een stok achter de deur. Als je betrapt wordt met middelen, word je eruit gezet. Sinds een week heb ik weer een laptop. Dat mocht de eerste vijf maanden niet. Ik woon samen met twee andere gasten. Er is van alles te doen. Schilderen, een kookgroep, een herstelgroep, kickboksen, een sociaal maatschappelijke groep, yoga. Eens per week is er een gezamenlijke meeting en een keer per week een individueel gesprek. En er komt nog een natraject, een zelfbeeldgroep en emotieregulatie groep. Ik loop ook bij de psychiater.
Daarnaast volg ik vier tot vijf meetings per week bij de CGAA (Computer Gaming Addicts Anonymous), NA (Narcotics Anonymous) en de CoDA (Co-Dependents Anonymous). Dit zijn 12-stappen programma’s. Die vertellen je dat je machteloos staat ten opzichte van je verslaving en vragen je om jezelf over te geven aan een hogere macht. Dat hoeft niet een God op een wolk te zijn. Het kan alles zijn wat groter is dan jezelf. Voor mij zijn het de fellowships, de CGAA, NA en CoDA. Andere belangrijke stap is dat je een morele inventaris van jezelf maakt. Op basis daarvan ga je het goedmaken met personen die je pijn hebt gedaan. Voor mij is dat vooral mijn familie voor wie ik er nooit was.
Niet schipperen
Dat goedmaken is helend, omdat het je helpt naar je eigen aandeel te kijken. Dan ga je dingen aan in plaats van ze te verdoven. Daarmee ga je weer in contact. Dat wordt beloond met cadeautjes van herstel. Bijvoorbeeld dat mijn zus me weer belt. In plaats van met je verslaving ben je met gedragsverbetering bezig. Het verschil tussen de fellowships en reguliere hulp is dat je fellows hetzelfde hebben meegemaakt. Ze begrijpen dingen die niet-verslaafden niet begrijpen. En het geeft bevestiging dat je er niet alleen in staat.
Je hoort veel ervaringsverhalen in die groepen. Dan hoor je mensen die meerdere keren zijn teruggevallen, omdat ze het programma niet meer volgden. Dan besef je dat verslaving een ziekte is die niet geneest. Je staat machteloos, zoals ze in stap één zeggen. Dat betekent dat je niet kan schipperen met je verslaving. ‘Een is teveel, duizend is nooit genoeg’ hoor je vaak. Ofwel: of je gebruikt wel, of je gebruikt niet. Terwijl vroeger alles een reden was om te gebruiken. Als het goed ging had je iets te vieren en als het slecht ging had je iets te verdoven.
Afhankelijk van anderen
Ook al blijft de verslaving, nadat ik stopte had ik geen enkele zucht meer naar middelen. Ik had blijkbaar genoeg bodems van putten gezien. Ik was emotioneel, mentaal, spiritueel en fysiek op. Ik heb nog steeds lichamelijke problemen van mijn verslavingstijd. Dat is nog elke dag een reminder waarom ik niet terug wil. Gebruik is geen optie meer. Iemand met notenallergie moet ook geen noten eten. Als ik weer ga gebruiken, gooi ik alles weg wat ik heb opgebouwd.
Veel van mijn problemen hebben met co-dependency te maken. Dat kan ontstaan bij kinderen die niet de ruimte hebben gehad voor het ontwikkelen van hun eigen gevoelens. Vaak omdat ze zich hebben moeten voegen naar de wensen van anderen. Ze leren zich op anderen af te stemmen in plaats van op zichzelf. De eigen emoties worden afgewezen als die in de weg staan van de gevoelens van anderen. Je weet op den duur niet meer wat je zelf voelt en wilt. Je bent bezig met anderen te pleasen. Zo was ik overdreven loyaal. Ik ben zelfs bij een werkgever gebleven, waarvan ik wist dat die loon achterhield.
Negatieve spiraal
Ik vulde in hoe anderen over mij dachten. Als mensen moeilijk keken dacht ik dat ik wat verkeerd had gedaan. Ik hield me niet aan mijn eigen grenzen en liet anderen over mijn grenzen gaan. Je geeft die niet aan omdat je dat niet durft, bang dat je anderen daarmee kwetst. Of je weet domweg niet wat je grenzen zijn. Ik regelde soms dingen voor anderen, zonder dat ze erom vroegen. En ik verwachtte dan dat ze hetzelfde voor mij deden. Zo niet, dan werd ik boos. Mensen moeten vaak erg aan je wennen, als je geen co-dependent gedrag meer vertoont. Je bent ineens een stuk minder behulpzaam. Maar je deed het al nooit echt voor de ander, maar omdat je er je eigenwaarde uit haalde.
Het tegenstrijdige van codependency gedrag is dat je óf erg met anderen bezig bent, óf je juist helemaal wilt afsluiten van anderen. Het probleem is alleen dat je dan je eigen gevoelens tegenkomt en die vermijd je dan met gamen. Na jarenlang mijn gevoelens te hebben weggestopt, probeer ik nu weer de connectie te vinden. Het is een leerweg om met gevoelens om te gaan. Er zit een stijgende lijn in. Zo heeft het familiebedrijf last van de coronacrisis. Vroeger zou ik dan met mijn gedachten bezig zijn om een zwaard te veroveren om verder te komen in een online game. Nu probeer ik een steun voor mijn familie te zijn. Mijn zelfbeeld is daardoor beter.
Volg wat je gelukkig maakt
Juist het niet mezelf zijn, zorgde ervoor dat ik niet meedeed. Nu weet ik: als ik ‘nee’ zeg tegen een ander, zeg ik ‘ja’ tegen mezelf. Aanvankelijk gaf het angst als ik niet meeging met anderen. Bang om afgewezen te worden. Dan ging ik mijn best doen voor mensen waar ik niet eens bij wilde horen. Nu stop ik mijn tijd en energie in mensen waar ik wel wat bij voel. De lat ligt hoger. Ik ga niet meer out of my way voor mensen die wel aardig zijn, maar met wie ik geen klik heb. Laat staan met mensen die kleineren of roddelen. De foute mensen heb ik laten vallen. Zelfs iemand die ooit mijn beste vriend was, zolang die blijft vasthouden aan zijn ongezonde relatie en gedrag hoef ik hem niet in mijn leven te hebben.
Het gaat nu niet meer om de verslaving. Het gaat om de vraag: wie ben ik en wie wil ik zijn. Nu maak ik een reis naar mezelf. Ontdekken waar ik gelukkig van wordt. Vroeger dacht ik dat ik bepaalde dingen moest kunnen, anders had ik gefaald. Nu heb ik er vrede mee. Ik ben niet goed in grote groepen; dat is oké. Ik heb nou eenmaal liever echte connecties dan oppervlakkige contacten. Je moet niet tegen je eigen natuur aantrappen. Zoek liever de omgeving die bij je past.
Vroeger kwam ik niet door de sollicitatiegesprekken. Ik had geen passie en was niet extravert. Nu wil ik me ontwikkelen als uitgever. Ik houd erg van lezen. Als ik ergens een passie voor heb, dan is het wel voor boeken. Die lezen en samenwerken met schrijvers, daar wil ik naartoe. Als ik terug in de tijd mezelf raad zou geven, dan zou ik zeggen: focus op jezelf en niet op hoe anderen je zien. Volg wat je gelukkig maakt.”